Geschiedenis
- Vooraf
- De prehistorie van de Hosta
- Deshima en zijn dokters
- De Hosta bereikt Europa
- Deshima opnieuw - doctor von Siebold
- De grote plantenjacht
- 1900-1940 - Stilte voor de storm
- 1941-1967 - Een aarzelende start
- 1968 - Het keerpunt
- De bloeiperiode van de hosta (1969 - )
- Enkele belangrijke hostapersonen
- De toekomst ?
Vooraf
Je vindt niet zoveel informatie over de geschiedenis van de Hosta,
verspreid over heel veel bronnen.
Daarom zal deze rubriek stelselmatig worden aangevuld, en desnoods
gecorrigeerd.
De prehistorie van de Hosta
Meestal begint men de geschiedschrijving van de hosta bij de eerste westerling die in contact kwam met hosta's, Engelbert Kaempfer.
Dit lijkt mij een tikkeltje aanmatigend.
De geschiedenis van de hosta begint véél vroeger, bij het ontstaan
van de eerste soort, naar alle waarschijnlijkheid op het Chinese
vasteland.
Dit vermoeden wordt ondersteund door het feit dat daar nog steeds de
meest primitieve hosta's voorkomen.
Die eerste oersoort verspreidde zich noord- en zuidwaarts. Om
te overleven was het noodzakelijk voor de planten om zich aan te passen
aan de afwijkende omstandigheden van elk nieuw gebied dat zij
inpalmden. Uit deze afwijkende vormen ontstonden in de loop van de
tijden nieuwe soorten.
Uiteindelijk ontmoetten de noordelijke en de zuidelijke tak mekaar weer.
De hosta had zich verspreid langs de oostkust van China, Korea, een
klein stukje Rusland en, vooral, in Japan.
Uiteraard kwamen de bewoners van het Verre Oosten veel eerder
in contact met de hosta dan westerlingen.
De interesse voor hosta's was waarschijnlijk vrij beperkt, wat vaak het
lot is van inheemse planten.
Toch vinden we reeds schriftelijke vermeldingen van hosta's zo'n 800
jaar geleden. Sommige soorten worden dan ook al lang gebruikt als
tuinplanten, de eerste bonte variëteiten werden gevonden in de natuur en
als tuinplant geïntroduceerd. In Japanse, Chinese en Koreaanse
tuinen ontstonden de eerste cultivars .
Er werden zelfs al planten geëxporteerd. Hoe anders is het te
verklaren dat een cultivar van H. plantaginea, een van oorsprong
Chinese soort, in Japan voorkomt (H. plantaginea 'Japonica').
Later, toen de westerlingen hosta's gingen beschrijven, gaf dit
aanleiding tot problemen: zij beschreven alle hosta's die ze vonden als
species, of het nu ging om echte soorten, natuurlijke hybriden en
variëteiten of cultivars. Tot op de dag van vandaag bemoeilijkt
dit de taxonomie.
Een heel andere toepassing was het gebruik van jonge
hostascheuten als groente.
Zelfs als veevoeder kwam hij in aanmerking.
Deshima en zijn dokters
Vanaf 1638 voerde Japan, dat in die tijd bestuurd werd door de shogun
vanuit de toenmalige hoofdstad
Edo (nu
Tokio), een strikte politiek van isolationisme, waarbij geen enkele
buitenlander toegang meer kreeg tot het Japanse vasteland. De
reden hiervoor was een opstand in 1637 van katholieke bekeerlingen, die
hiertoe werden aangezet door Portugese jezuïeten. Alle katholieke
naties werd de toegang tot Japan volledig ontzegd.
De protestantse Nederlandse handelaren van de
Verenigde Oost-Indische Compagnie mochten als enige, naast de
Chinese handelaren, blijven, op voorwaarde dat zij niet in Japan zelf
verbleven. Daarom werden zij vanaf 1838 gehuisvest op een
piepklein (120 x 75 m) kunstmatig eiland voor de kust van de stad
Nagasaki, dat in 1634 was aangelegd:
Deshima. Deze handelspost was meer een staatsgevangenis voor
de bewoners : de Nederlanders (andere nationaliteiten waren niet
toegelaten) mochten onder geen beding het vasteland betreden. Er was een
uitzondering: jaarlijks bezocht een delegatie de shogun te Edo , een
tocht die drie maanden duurde.
Toch verbleven in de loop der jaren heel wat Duitse artsen op het
eiland; toen de Japanners opmerkten dat deze een heel andere taal
spraken dan de Nederlanders, werden de Duitsers omschreven als
"berg-Nederlanders" met een eigen dialect, wat voor de Japanners een
voldoende verklaring was.
![]() |
Een schilderij van de baai van Nagasaki, met in het midden twee schepen van de V.O.C en rechts naast de schepen het kunstmatige eiland Deshima. |
Dr.
Englebert Kaempfer (1651 - 1715) was dokter op Deshima, van
1690 tot 1692. Naast dokter in de medicijnen was hij
doctor in talen en geschiedenis, maakte hij landkaarten en was
hij de botanicus van dienst. Hij was een van de eerste
westerlingen die ooit een hosta zag, en is met zekerheid de
eerste die hosta's tekende en beschreef. Dit was in de
jaren voordat Linnaeus zijn systeem van tweeledige plantennamen
introduceerde, wat resulteerde in wel zeer vreemde,
beschrijvende namen, zoals Joksan, vulgo gibbooschi Gladiolus plantagenis folio (de gewone hosta met bladeren als weegbree= H. sieboldiana of H. 'Tokudama'); als je breedbladige weegbree kent, is de vergelijking van H. sieboldiana met deze plant niet echt vergezocht. Zo poëtisch en veelzeggend hij deze plant van een naam voorzag, zo'n manifest gebrek aan inspiratie toonde hij toen hij een andere hosta Gibbooschi altera (de andere hosta) noemde. Deze kennen wij nu als H. 'Lancifolia'. |
![]() |
![]() |
Carl Thunberg (1743 - 1828) was een Zweedse arts en
natuurkundige, leerling van Linnaeus. In 1771 bestudeerde hij planten, meegebracht door Kaempfer, in de Hortus Botanicus te Leiden, NL. Net als
zijn illustere voorganger kwam hij in dienst van de V.O.C.
als geneesheer en natuurkundige. Van 1775 tot 1776 was
hij de arts op Deshima. Hij zette er onder meer de
studie van de Japanse flora verder, en gaf de door Kaempfer
beschreven planten nieuwe, tweeledige namen, volgens het
systeem van zijn leermeester Linnaeus. |
Een beschrijving van Hemerocallis japonica Klik om te vergroten |
De hosta bereikt Europa
De eerste hosta in cultuur in de westerse wereld was H. plantaginea. Het mag dan eigenaardig lijken dat juist een Chinese soort als eerste hier arriveerde, terwijl de meeste soorten in Japan voorkomen, maar dit is historisch te verklaren door de politiek van isolationisme die de Japanse shoguns voerden.
In China daarentegen werden overal langs de kusten Europese handelsposten opgericht Zo stichtten de Portugezen in de 16de eeuw Macao. De Franse Consul in Macao, Charles de Guigues, zond de eerste hostazaden naar Frankrijk, waar ze in 1784 aankwamen. In de Jardin des Plantes kiemden deze H. plantaginea voorspoedig, en al gauw werd het een modeplant, niet als echte tuinplant, maar eerder als verzamelobject voor de vele verzamelaars van "exotische" planten die van heinde en verre in Europa aankwamen, bijeen gegaard door natuurkundigen en plantenjagers. In 1788 werd de plant, op basis van een volwassen exemplaar in de Jardin des Plantes, wetenschappelijk beschreven door Lamarque onder de naam Hemerocallis plantaginea.
Spoedig daarna, in 1790, bereikte een tweede soort, H. ventricosa, Londen vanuit China.
In 1812 werden de toen gekende soorten ondergebracht in het geslacht Hosta door de Oostenrijkse botanicus Leopold Trattinick (1761-1848), genoemd naar zijn landgenoot Nicholas Thomas Host (1761-1834), eveneens botanicus en daarnaast geneesheer van Keizer Franz II
Deshima opnieuw - doctor von Siebold
Het zou echter nog bijna dertig jaar, tot 1829, duren vooraleer
een eerste grote lading van verschillende hosta's Europa
bereikte. Dit was het werk van dokter Philipp Franz von Siebold (1796-1866). Hij was, net als zijn voorgangers op Deshima, veel meer dan alleen dokter in de medicijnen: natuurkundige, cartograaf, etnoloog, kortom allround wetenschapper. Als student las hij de boeken van Alexander von
Humboldt, beroemd wetenschapper en explorator, over zijn
avontuurlijke wetenschappelijke reizen. Hierdoor
gefascineerd trad von Siebold als jonge arts in dienst van het
Nederlandse leger. Zijn oversten zagen al snel in dat zij
een uitzonderlijk wetenschappelijk talent in dienst hadden, en
zonden hem, in navolging van Kaempfer en Thunberg naar Japan. |
![]() |
Met de planten die hij kreeg bouwde hij in de kleine tuin achter zijn woning een botanische collectie van meer dan duizend inheemse Japanse planten op. Japanse kunstenaars maakten botanische illustraties en schilderijen en prenten van het dagelijkse leven in Japan, die hij toevoegde aan zijn etnografische verzameling.
Hij woonde zelfs samen met een Japanse, met wie hij een dochter kreeg, die later de eerste vrouwelijke arts in Japan zou worden.
In 1829 werd von Siebold gedwongen Japan te verlaten, na beschuldigingen van spionage. Bij een bezoek aan Edo werden in zijn bagage een aantal landkaarten gevonden van Japan, wat ten strengste verboden was. Gelukkig had hij in de loop der jaren al drie scheepslandingen herbariumspecimen en levende planten naar Europa kunnen verschepen, waar ze terechtkwamen in Leiden, Antwerpen, Brussel en Gent. Bij zijn vertrek kon hij zijn volledige etnografische collectie (waaronder zelfs de verboden landkaarten) en zijn botanische collectie van meer dan tweeduizend planten meenemen. Deze laatste kwam terecht op Java, in de botanische tuin Buitenzorg op Java (toen nog Batavia geheten).
Bij zijn terugkeer in 1830 kwam hij midden in de Brabantse Omwenteling terecht, de revolutie waarin België zich afscheidde van Nederland. Hij slaagde er nog in de collecties van Brussel en Antwerpen te laten overbrengen naar Leiden, maar voor de collectie in Gent was hij te laat. Deze zou de basis vormen voor de horticulturele bloei van de streek rond Gent, die voortduurt tot de dag van vandaag.
In Japan wordt het werk en de nalatenschap van von Siebold naar waarde
geschat. In de westerse wereld is hij nog steeds ondergewaardeerd.
Bij de hostaspecies zijn H. sieboldii en H. sieboldiana
naar hem genoemd. Hij was in zijn eentje verantwoordelijk voor de
introductie in het Westen van het merendeel van de bekende hosta's.
De grote plantenjacht
Na de opening van de Japanse grenzen volgde de era van de grote plantenjagers. Zij hadden echter meer interesse voor commerciële gewassen en voor echt opvallende bomen, struiken en vaste planten. Sporadisch kwamen zij wel aanzetten met een nog onbekende hosta.
![]() |
De Schot
Robert Fortune (1830 - 1880) is vooral bekend omdat
hij omstreeks 1850 de theeplant introduceerde in India
(Daarjeerling) en Ceylon, waardoor het Chinese theemonopoly werd
doorbroken.
Omstreeks 1860 bracht hij één nieuwe hosta mee uit Japan, H.
'Fortunei'
.
|
De Amerikaan Thomas Hogg Jr (1819 - 1892), werd geboren in Londen, maar verhuisde reeds als baby naar de Verenigde Staten. Zij vader baatte een plantenkwekerij - bloemisterij uit in New York. Na de dood van zijn vader nam Thomas de zaak over, samen met zijn broer James. Thomas Hogg Jr maakte een aantal reizen naar China en Japan, als marshall voor de Verenigde Staten, in opdracht van president Lincoln. Hij maakte van zijn achtjarige verblijf in het Verre Oosten gebruik om de kwekerij, die nu werd uitgebaat door zijn broer, te voorzien van nieuwe, exotische gewassen. In 1862 zorgde hij voor de eerste rechtstreekse import van hosta's vanuit Japan naar de USA. Onder meer H. 'Decorata' en H. 'Undulata Albomarginata'.
1900-1940 - Stilte voor de storm
Bij het begin van de twintigste eeuw viel de - al bij al redelijk
beperkte - opmars van de hosta als tuinplant gedurende meer dan 100 jaar
bijna volledig stil.
In deze periode was de interesse voor hosta's vrij beperkt. Een
aantal soorten, zoals H. sieboldiana, H. ‘Undulata, H. ventricosa, H.
plantaginea en een aantal H. ‘Fortunei'-cultivars werden op vrij grote
schaal aangeplant, maar, alhoewel er nog wel een aantal species en
andere cultivars beschikbaar waren, kwam je deze maar uiterst zelden
tegen.
De eerste cultivars ontstonden al wel her en der in tuinen, vooral in de Verenigde Staten van Amerika, maar omstreeks 1965 waren in Europa in de handel slechts zo'n dertig soorten en cultivars te verkrijgen.
Toch waren er al tekenen dat hosta's meer te bieden hadden. Zo ontdekte Frances Williams in 1936 op een Amerikaanse kwekerij tussen een rij H. sieboldiana ‘Elegans' (die toen overigens zo nog niet heette) een exemplaar met een gele rand. Dit wordt later H. ‘Frances Williams'
In 1940 publiceerde Fumio Maekawa zijn monografie, “The genus Hosta”
1941-1967 - Een aarzelende start
Zeer langzaam aan begon het aantal verschillende hosta's toe te nemen. Dit kwam onder meer omdat vanaf 1950 de grenzen met Japan terug open gingen. Gepassioneerde liefhebbers zoals Gus Krossa begonnen met het importeren van planten. Jammer genoeg was er nog geen echt registratiesysteem, zodat veel informatie betreffende de toen in omloop zijnde species en cultivars verloren is gegaan.
In Europa publiceert Nils Hylander in 1954 “The genus Hosta in Swedish gardens”, waarbij hij komt op een totaal van ongeveer 60 verschillende hosta's.
In deze periode waren het fanatieke liefhebbers of beroepskwekers die kwamen met de belangrijkste nieuwigheden.
Omstreeks 1960 kweekt Frances Williams een spectaculaire zaailing;: H. ‘Beatrice'.
Nu komen gestreepte hosta's regelmatig voor als zaailing en als sport. Lange tijd werden ze erg stiefmoederlijk behandeld, omdat ze als tuinplant niet stabiel waren, en daarom commercieel niet interessant. Vaak belandden ze gewoon als afval op de composthoop.
Dit bleef zo tot de hostawereld tot de ontdekking kwam dat je, om uit verdeling bonte planten te bekomen, moet beginnen met een gestreepte moederplant.
In 1961 had Eric Smith, een wereldvreemde Engelse kweker, zonder enig commercieel talent, maar een uitmuntend veredelaar het geluk dat hij een te laat bloeiende H. ‘Elegans' kon kruisen met een wel erg vroeg bloeiende H. ‘Tardiflora'. De zaailingen waren de eerste van wat nu bestempeld wordt als de ‘Tardiana'-groep. Smith gaf de zaailingen geen namen, enkel nummers. Een van die planten werd later H. ‘Halcyon' gedoopt, één van de belangrijkste hosta's, niet alleen omdat het op zichzelf al een fantastisch mooie plant is, maar ook omdat het de bron is voor een hele trits bonte sporten, de een al mooier dan de ander, zoals H. ‘June'
In 1967 rolde “Hosta – The Aristocratic Plant For Shady Gardens” door Eunice Fisher van de persen, bij mijn weten het eerste boek voor het grote publiek dat uitsluitend over hosta's ging.
1968 - Het keerpunt
Een jaar dat van enorm belang is voor de Hostawereld.
Het was het jaar waarin de American Hosta Society werd opgericht, met Alex Summers als eerste voorzitter.
Een van de eerste taken die de AHS op zich nam, was de oprichting van een instantie voor het registreren Hosta's konden geregistreerd worden, de IRA (International Registration Authority).
1969 - Nu - De bloeiperiode van de hosta
Hoe boeiend de geschiedenis van de hostasoorten ook mag zijn, voor de tuinliefhebber is vooral het ontstaan en op grote schaal beschikbaar worden van een schier eindeloos aantal cultivars van belang.
De voornaamste ontwikkelingen in de hostawereld situeren zich dan ook in de laatste dertig tot veertig jaar. Het aantal verschillende cultivars explodeerde werkelijk, van een zestigtal omstreeks 1960 tot zo'n 7.000 op dit ogenblik, zowel geregistreerde als niet geregistreerde, een aantal dat jaarlijks nog met enige honderden toeneemt.
Het aantal jaarlijkse registraties, dat begon met 4 in 1969, nam gestadig toe, met als hoogtepunt 394 registraties in 1999. Voor 2008 waren het er 148.
In 1972 publiceerde Maekawa een lijst met de door hem erkende hostaspecies (39).
Omstreeks 1975 resulteerde een titanenwerk van Herb Benedict uiteindelijk in een schitterend resultaat: uit tienduizenden H. ‘Frances Williams' zaailingen selecteerde hij een nieuwe breeder met een grote toekomst, H. ‘Dorothy Benedict', geregistreerd in 1983
Eind jaren '70 - De opkomst van de weefselkweek
Op relatief korte tijd is de hosta uitgegroeid van een grijze muis onder de vaste planten tot één van de populairste.
De enorme keuze en diversiteit die de laatste jaren gegroeid is, is hiervoor één van de hoofdoorzaken.
Maar tot een dertigtal jaar geleden zou het eindeloos lang geduurd hebben om de markt te voorzien van voldoende aantallen van al deze nieuwigheden. Wat natuurlijk zijn weerslag zou gehad hebben op de prijs. Met de traditionele vermeerderingsmethodes zou de hosta een plant voor de gefortuneerden en de fanatieke verzamelaar gebleven zijn., is de introductie van de weefselkweek, eind jaren '70 van de vorige eeuw.
Hierin kwam verandering op het einde van de jaren '70, met de toepassing van de weefselkweek bij hosta's. Binnen een paar jaar is het mogelijk om van één cultivar tienduizenden exemplaren te reproduceren.
Maar, om het een beetje op zijn Cruyf's te zeggen: “Elk voordeel hep zijn nadeel”. Weefselkweek is, bij onzorgvuldige toepassing, ook de ideale manier om ziektes en virussen te verspreiden, zoals het gevreesde HVX.
1985 - Nieuwe soorten
Het komt nog steeds voor dat nieuwe soorten ontdekt, beschreven en naar het Westen geëxporteerd worden. De laatste twee ontdekte soorten, H. yingeri en H. jonesii, werden gevonden tijdens een expeditie, op touw gezet door het US National Arboretum in 1985.
Vanaf 1990 - Het internet
Ook de opkomst van het internet heeft er in sterke mate toe bijgedragen dat de hostawereld een hechter geheel is geworden. Informatie die vroeger niet of nauwelijks beschikbaar was, is nu op eenvoudige wijze en vrij voor iedereen die ze wenst beschikbaar.
Ook de online shops waar je je hosta's kan bestellen, dragen hun steentje bij. De catalogi, die vroeger enkel terecht kwam bij de reeds wat verder gevorderde liefhebber, zijn nu online beschikbaar voor iedereen.
De toekomst ?
Wat zal de toekomst brengen voor de hosta, als tuinplant en als verzamelobject.
Ik verwacht, zeker gezien het potentieel van de hosta om de meest verrassende resultaten te geven, de komende jaren en zelfs decennia nog een gestage stroom aan nieuwe introducties.
Wat ook met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal gebeuren, is dat op een zeker ogenblik de populariteit zal tanen en de interesse bij het grote publiek zal wegebben. Alles, ook tuinmode, is gebonden aan trends, en ooit zal de hosta niet meer trendy zijn.
Maar gelukkig zullen er altijd hosta-fanatici blijven, en hebben trends de neiging om terug te keren.
Enkele belangrijke hostapersonen
Tot slot zou ik nog een aantal personen willen toelichten, die in deze laatste periode veel hebben bijgedragen tot de populariteit van de hosta.
Paul Aden, USA
Heeft een aantal grote verdiensten. Zo was hij de een van de eersten die een Hostaboek voor het grote publiek op de markt bracht, met nadruk op het gebruik als tuinplant (The Hosta Book, 1992).
Hij zorgde ook voor de eerste echt bruikbare geelbladige hybriden, zoals H. ‘Sun Power'. Daarnaast introduceerde hij nog een groot aantal cultivars, waarvan vele uitgegroeid zijn tot echte klassiekers , zoals H. ‘Blue Angel', H. ‘Blue Cadet', H. ‘Big Daddy', H. ‘Big Mama', H; ‘Blue Mammoth', H. ‘Fall Bouquet', H. ‘Fragrant Blue', H. ‘Invincible', enz.…
Niet alle planten die hij registreerde waren van zijn eigen hand, maar als geen ander had hij een neus voor goede tuinplanten.
Peter Ruh, USA
Peter Ruh is commercieel bezig met hosta's (Homestead Division of Sunnybrook Farm). Daarnaast is hij reeds decennia lang bezig met het aanleggen van een historische Hostacollectie. Zijn grootste verdienste ligt (volgens mij) in het vastleggen van gegevens en kenmerken van vele oudere introducties, uit het pre-AHS tijdperk. Zo registreerde hij vele oudere cultivars, waarvan de gegevens anders zouden zijn verloren gegaan.
Mary Chastain, USA
Als beginnend hostaliefhebber stuit je al snel op hosta's waarvan de naam begint met Lakeside. Dit zijn de creaties van Mary Chastain, die tot voor kort haar leven wijdde aan het hybridiseren van hosta's en het op de markt brengen ervan. Met het laatste is ze sinds een tweetal jaren gestopt, maar het kruisen zal ze wel blijven doen tot het bittere einde.
Bij de Lakeside-hosta's kom je ook een fenomeen tegen dat je bij geen enkele andere groep vindt: je hebt liefhebbers die er absolute fans van zijn, en anderen die het allemaal maar niks vinden. Merkwaardig fenomeen, zeker als je de grote verscheidenheid ziet. Misschien heeft het te maken dat Lakesides over het algemeen nogal prijzig zijn.
Mark Zilis, USA
Vooral omwille van zijn “Hosta Handbook” (2001), en voor zijn nieuwe boek(en?), waar we met zijn allen al enige tijd met spanning op wachten.
Diana Grenfell, GB
Het aantal Nederlandstalige boeken over Hosta's is erg beperkt. Pas in 1997 verscheen "Hosta's" van Diana Grenfell. Met dit boek zorgde zij er in elk geval voor dat ikzelf van geïnteresseerde evolueerde naar hosta-verslaafde.
Haar "Color Encyclopaedia of Hosta's" uit 2002 is misschien niet gedrukt in het beste formaat voor gebruik in de tuin, maar het blijft een mooi naslagwerk voor lange winteravonden.
George W. Schmid, USA
Voor zijn standaardwerk “The Genus Hosta” (1992), niet de
gemakkelijkste lectuur, maar aanbevolen voor lange winteravonden.
Wel enigszins achterhaald, maar je kan (gratis) een update vinden op de
Hosta Library website.
Daarbij gaat ook dank naar Ben Zonneveld, NL, die het nodige gefundeerde
tegengewicht geeft aan de heer Schmid.
The Fraternal Order of the Seedy Fellows
Een groep veredelaars uit de USA die proberen nieuwe wegen te bewandelen in het hybridiseren. Van hun hand zijn een aantal spectaculaire en verrassende nieuwe introducties van de laatste jaren, zoals …
H. ‘Arctic Blast', H. ‘Boyz Toy', H. ‘Cherry Tart', H. ‘Clovelly', H. ‘Dalton's Pick', H. ‘Dancing Queen', H. ‘Empress Wu', H. ‘Hacksaw', H. ‘Made You Look', H. ‘Marrakech', H. ‘Maya Swingtime', H. ‘Red Dragon', H. ‘Ringtail', H. ‘Ruffed Up', H. ‘Rufus Rider', H. ‘Sahara Nights', H. ‘Split Decision', H. ‘Tremors'.
Jammer genoeg is rond deze groep, naar mijn mening, de laatste jaren een hype ontstaan: in een aantal gevallen zijn de beschrijvingen en de foto's in fondscatalogussen veel beter dan de (dure) planten in het echt. En er zijn nog een aantal andere veredelaars die minstens even mooie planten hebben gecreëerd, maar die veel minder aandacht krijgen.
Bob Axmear – The Hosta Library
Als het internet tijdens de laatste twee decennium een steeds
toenemende rol speelt in de popularisering van de hosta, dan kan je niet
om een aantal mensen heen die hierin een bijzondere verdienste hebben.
Naar mijn mening spant één website hierbij echter de kroon: de “Hosta
Library” met zijn duizenden foto's, van webmaster Bob Axmear, die op
korte tijd uitgegroeid is tot een onmisbare informatiebron voor alle
hostaliefhebbers, waar ook ter wereld. Dikwijls zegt een foto meer
dan 1000 woorden.